De man van Clara componeerde ook: gedachten over vooruitgang
maandag 24 juli 2023
Onderstaand artikel staat reeds op Konfrontatie Digitaal, waarvoor ik het gistermiddag schreef.
Jazeker, vooruitgang bestaat echt. Het is beter om het woord niet met dikke hoofdletters te schrijven. De Vooruitgang – is een levensgevaarlijk monster, zoals we aan de rookwolken boven het brandende Rhodos kunnen zien. Maar vooruitgang, in de zin van verbeteringen in sociale verhoudingen, in de zin van stappen naar emancipatie, vermindering van achterstelling van mensen en groepen mensen die systematisch buitengesloten en onderworpen zijn geweest en dat veel te vaak nog zijn? Ja, dat bestaat wel. Kwetsbaar voor reactionaire tegenaanvallen. Nooit veilig zolang het alomvattende systeem van onderwerping, het kapitalisme, autoritarisme, patriarchale en wit-suprematistische onderdrukking, de onderwerping van de niet-menselijke natuur aan ‘de mens’. Maar specifieke waardevolle vooruitgang bestaat en is het waard om voor te vechten.
Dat bedacht ik me terwijl ik de radio aan heb staan in mijn egelhol, zoals te doen gebruikelijk oop de vroege zondagmiddag. NPO 4, ooit bekend als Hilversum 4. Hoe dan ook: de klassieke muziekzender van de op publieke omroep. Daar kondigde de presentator aan: ‘Er staan nog steeds veel te weinig vrouwelijke componisten in de Klassieke Top 400. Daarom draaien we nu iets van een bekende vrouwelijke componist. En – heel bijzonder: – haar man componeerde ook! Hier zijn deel twee en drie van het pianotrio van Clara Schuman…’ In die paar zinnetjes zit een flinke en welkome toename van aandacht en waardering van vrouwelijke componisten. Aangezien veel van mijn lezers wellicht weinig naar NPO 4 en zich in klassieke muziek verdiepen – en waarom ook? Er is zoveel ander moois en waardevols! – ga ik dat eens op mijn zondagmiddagse gemak uitleggen.
Eerst die Klassieke Top 400, het minst belangrijkste. Dat is een jaarlijks door luisteraars op initiatief van de zender gemaakte lijst van klassieke muziekwerken waar vooraf een heleboel reclame op de zender voor wordt gemaakt. De Top 2000, maar in plaats van Queens Bohemian Rhapsody dan eerder de Rhapsody in Blue van George Gershwin, en met Beethoven en Bach in plaats van Beatles en Eagles. Bij de aanloop van de Klassieke 400 hoort ook dat presentatoren mensen aanmoedigen om op bepaalde muziekwerken te stemmen en bepaalde componisten te promoten. Welnu, dat circus is weer bezig, en daarin past dus de vaststelling van de presentator dat het aantal vrouwelijke componisten in die hitlijst nog steeds veel te laag is. En over die vrouwelijke componisten op NPO 4 wil ik het dus hebben, want in de aandacht voor de rol van vrouwen in de klassieke muziekwereld is de laatste tien, vijftien jaar beslist iets ten goede veranderd.
Toen ik dagelijks naar de klassieke muziekzender begon te luisteren – vanaf januari 2010, de aanleiding bespaar ik de lezer hier – waren er zo te horen twee vrouwen die klassieke muziekstukken componeerden. Heel misschien drie. Het betrof ‘de vrouw van…’, ‘de zus van…’, en soms Hildegard. ‘De vrouw van’ is Clara Schumann, getrouwd met de bekendere Robert Schumann. ‘De zus van’ is Fanny Mendelssohn, zus van de beroemdere Felix Mendelssohn. ‘Hildegard’ is Hildegard von Bingen, mysticus en multitalent uit de Middeleeuwen en componist van indrukwekkende hymnen waarvoor het woordje ‘Gregoriaanse muziek’ ontoereikend is. ‘Gregoriaans’ is het woord voor de gestandaardiseerde versie van zulke muziek. Maar Hildegard von Bingen maakte the real thing.
Terug naar Clara en Fanny. Daar werd af en toe wel wat van gedraaid, en daar kwam dan altijd e vermelding bij dat het de echtgenoten dan wel de zus van de mannelijke naamgenoten hen was. Zo mochten meedoen, maar in het kielzog van de mannen, zo niet als aanhangsel. Dat is – moet ik dat zelfs maar vermelden? – onterecht. Ga maar eens luisteren naar dat pianotrio van Clara Schumann. Dat verdient bekendheid, dat doet niet onder voor het werk van haar man.
Gaandeweg heb ik het horen veranderen. En dat gaat nog steeds door. Presentatoren en programmamakers – eerst nog een enkeling, gaandeweg meer – gingen systematisch aandacht geven aan vrouwen die prachtige dingen componeerden die brede bekendheid verdienden maar dat zelden kregen – toch vooral omdat ze door een vrouw en niet door een man waren gemaakt. Zo leerde ik Louise Farrenc kennen, een vrouw uit de negentiende eeuw in Frankrijk die ook faam maakte als concertpianiste. Van haar is een nonet (stuk voor negen instrumenten, vijf blazers en vier strijker) belangrijk, net als meer kamermuziek en ook drie symfonieën. Ze is lang vrijwel vergeten geweest – waarom zou dat nu zijn? – maar de laatste decennia terecht uit die vergetelheid terug gehaald.
Het is maar een enkel voorbeeld. Belangwekkende vrouwelijke componisten waarop de zender me wees, waren bijvoorbeeld de Amerikaanse Amy West, ook een van de eerste klassieke componisten van enige faam uit de Verenigde Staten, en iemand die het vak niet in Europa had geleerd. Ze was in haar tijd wel degelijk beroemd trouwens. Haar stijl begint als laat-Romantisch, verwant aan Brahms, maar verschuift later in atonale richtingen. Je hoort nu af en toe muziek van haar, en dat is goed. Hetzelfde geldt voor Kate Moore, een hedendaags vrouwelijk componist uit Australië: ze mag er niet alleen zijn, ze is er gewoon ook. Het zijn maar twee voorbeelden uit tallozen meer van vrouwelijke componisten die nu naar voren komen zonder dat zij dat nog met dat irritante ‘de vrouw van’… of ‘ de zus van’ worden aangekondigd.
Er wordt ook serieus werk gemaakt van het hernieuwd aandacht vragen voor vrouwelijke componisten uit een verder verleden, uit Renaissance en Barok. Want ze zijn er altijd geweest, vrouwen die de prachtigste werken vervaardigden. Ze zijn alleen veel te lang naar de achtergrond geduwd, en het is meer dan tijd dat aan die marginale plek een eind wordt gemaakt. Dat nu eens op de radio Robert eens als de componerende man van Clara Schumann werd genoemd, toont een werkelijke verschuiving in erkenning en waardering van vrouwelijke componisten aan. Dat is mooi, maar we zijn er natuurlijk nog lang niet.
Een soortgelijke verschuiving betreft componisten van kleur. Tussen al die witte mannen, tussen Mozart, Haydn, Beethoven en Bach, Stravinsky en Rachmaninoff, Liszt en Chopin, Schubert en Schumann en Vivaldi en wie al niet zien we zelden zwarte componisten. Dat betekent niet dat die er niet zijn! Het betekent dat ze zijn weggeduwd van het podium, figuurlijk en vrijwel letterlijk. Ook voor zwarte componisten komt de laatste jaren gelukkig gaandeweg meer aandacht. Voor Samuel Coleridge-Taylor bijvoorbeeld, Brits componist en tevens dirigent, vooral actief in de eerste helft van de twintigste eeuw. Hij maakte muziek waarin hij zijn Afrikaanse wortels liet doorklinken. Hij componeerde van alles, cantates maar ook kamermuziek en een vioolconcert. Ik had er lang nooit van gehoord, maar gelukkig hoor je de laatste tijd met enige regelmaat zijn muziek. Musici die werkten in het orkest dat hij dirigeerde noemden hem ‘de zwarte Mahler’. Weer zo’n ergerlijk en feitelijk racistisch voorbeeld waarin witte mensen de maatstaf zijn, want Gustav Mahler ‘de witte Coleridge’ noemen, dat deed niemand.
Een buitengewoon belangwekkende zwarte componist was in Frankrijk actief, vlak voor en tijdens de Franse Revolutie in de achttiende eeuw. Zijn naam was Joseph Bologne Chevalier de Sainte George. Niet alleen was hij zwart, vanwege zijn moeder uit Senegal; die moeder was een tot slaaf gemaakte vrouw. Al voor de revolutie dirigeerde hij, en had daarin een zo prominente rol dat hij de zogeheten Parijse symfonieën van Joseph Haydn – als componist in die jaren een superster – dirigeerde. De man was niet alleen dirigent en componist, maar ook revolutionaire strijder: hij vocht mee in de revolutie op Saint Dominique, wat nu Haïti is tegen de slavenhouders daar. Hij voerde in de Franse Revolutie zelf ook een regiment aan, van zwarte soldaten.
Het liep slecht met hem af. Na terugkeer uit Saint Dominique kwam hij in de gevangenis. De slavernij, tijdens de revolutie afgeschaft, werd door Napoleon doodleuk weer ingevoerd, en racisme van staatswege werd weer regel. Saint George ging een jaar de cel in, hervatte weliswaar na vrijlating zijn muzikale loopbaan maar werd veelal genegeerd. Hij overleed in eenzaamheid in 1799. Zijn muziek is er gelukkig nog, en het is muziek van grote kwaliteit. Je voelt hem aankomen: hij stond wel bekend als ‘de zwarte Mozart’. De kwaliteit ervan is zodanig, de timing trouwens ook – de carrière van Mozart en Saint George verliepen parallel – dat het zeker niet minder logisch is om Mozart van nu af aan de witte Saint George te noemen. Geen onaardige componist hoor, die Mozart, daar gaat het verder niet om…
(Geen voetnoten; de informatie over genoemde mensen heb ik uit mijn geheugen maar vooral van Wikipedia.)
Peter Storm
Eén reactie op “De man van Clara componeerde ook: gedachten over vooruitgang”
Reacties zijn gesloten.