Waar is die andere wereldmacht gebleven?

maandag 20 maart 2023

Vandaag is het twintig naar geleden, dat de Verenigde Staten en haar bondgenoten de aanval openden op Irak. Dat begin van de Irak-oorlog is een passende datum om onderstaand artikel online te zetten. Ik schreef het voor het Vredes Magazine. Daar is het – ietsje anders geredigeerd maar dat maakt het extra leuk voor historici later… – inmiddels verschenen, om precies te zijn in Jaargang 16, nummer 2, tweede kwartaal van 2023, op pagina 22 en 23.

Waar is die andere wereldmacht gebleven?

Twintig jaar geleden, op 15 februari 2003, demonstreerden mensen overal ter wereld zich op voor demonstraties tegen de naderende Amerikaans-Britse aanvalsoorlog tegen Irak. De aantallen waren adembenemend. Op Wikipedia kun je het opzoeken. Rome spande de kroon, met 3 miljoen mensen. Zelfs op Antarctica was actie, van een handvol wetenschappers.

In de Benelux deden we dapper mee: 100.000 mensen in Brussel, rond de 10.000 mensen in het kleine Luxemburg en rond de 80.000 in Amsterdam. Een inderhaast de voorafgaande maanden gevormd anti-oorlogscomité in Tilburg waar ik als onderdeel van een embryonale afdeling van de Internationale Socialisten bij betrokken was – wist acht propvolle bussen met betogers naar die demonstratie te krijgen. Vrijwel iedereen was naderhand diep onder de indruk. De New York Times riep dat er nog maar twee supermogendheden waren: aan de ene kant de VS, aan de andere kant de anti-oorlogsbeweging.

De afloop was minder mooi. Ruim een later trokken VS-president Bush en de Britse premier Blair ten strijde, bombardeerden Irak, vielen het land binnen, verdreven het regime van Saddam Hoessein, haalden voor het eind van 2003 (*) Saddam zelf uit een hol in de woestijn: ‘Ladies and gentlemen – we’ve got him!’ aldus Paul Bremer, de Amerikaanse bezettingschef in Irak. Toen was echter al duidelijk dat de VS de greep over dat land niet wist te verkrijgen. Een steeds effectiever guerrilla-oorlog kostte vrijwel dagelijks Amerikaanse militairen het leven, terwijl de VS feitelijk oorlog voerden tegen de bevolking zelf, met folteringen en terreurbombardementen. Intussen voerden gewapende Soennitische groepen, waaronder de voorloper van het latere IS/Daesh, bloedige aanslagen uit tegen Sjiiten, terwijl Sjiitische milities terreur uitoefenden tegen de Soennitische bevolking. Dit was niet wat de VS hadden beoogd met hun aanvalsoorlog.

Maar het was bepaald ook niet wat die miljoenen demonstranten van 15 februari 2003 voor ogen hadden gehad. Die demonstreerden om de oorlog tegen te helpen houden, en dat was overduidelijk niet gelukt. Die tweede grote mogendheid, de vredesbeweging, had tegen de van poedel voorziene nummer een in Washington de nederlaag geleden. Ja, we zagen eruit als een machtige stroom, met onze massademonstraties. Maar de stroom droogde op, terwijl de tanks Irak door denderden, de vliegtuigen hun bommen afwierpen, de raketten het land aan gruzelementen legden en het jarenlange bloedvergieten begon. Ja, vredesdemonstranten bleven het proberen, met periodieke demonstraties, ook in Amsterdam. Maar onze aantallen slonken. George Bush en Tony Blair hadden na het voorjaar van 2003 last van het Iraakse gewapende verzet. Ze hadden hinder van een gaandeweg kritischer wordende media. Maar van een anti-oorlogsbeweging die daadwerkelijk de oorlogvoering wist te dwarsbomen, was na dat glorieuze en tragische voorjaar geen sprake meer.


Waarom? Ik heb daar – als deelnemer van destijds, als iemand die nog altijd graag (neo-)koloniale aanvalsoorlogen helpt dwarsbomen, maar ook als iemand bij wie gaandeweg een marxistische/anti-imperialistische analyse omgevormd is in een anarchistische en antikoloniale kijk op oorlogen – door de jaren heen over nagedacht. Kern van het probleem is volgens mij een diepe onderschatting van onze tegenstander, een verkeerde analyse van diens motieven, en een aanpak die deze tegenstander nauwelijks serieus in de problemen wisten te brengen. Die aanpak kende twee poten. De eerste was: de leugens van de machthebbers doorprikken. De tweede was: een zo groot mogelijk aantal mensen de straat op krijgen. Beiden lukten op zich. Geen van beiden hadden de gewenste impact.

De leugens van de machthebbers doorprikken bleek een makkie. George Bush beweerden dat Saddam Hoessein massavernietigingswapens aan het ontwikkelen was. VN-inspecties leverden niet bepaald doorslaggevend bewijs. Amerikaanse veiligheidsdiensten kwamen met wilde verhalen over uraniumhandel richting Irak. Bronnen varieerden van hoogst onbetrouwbaar tot non-existent. Het verhaal dat de seculiere nationalist Saddam Hoessein nauw samen zou werken met de vrome jihadist Bin Laden – verantwoordelijk gehouden voor de aanslagen van 11 september 2001 – was onaannemelijk, niet van serieus bewijs voorzien. De twee praatjes van Bush en zijn bende – Saddam maakt massavernietigingswapens en werkt samen met de man achter 11 September – waren precies dat: praatjes, bedoeld om een oorlog mee te rechtvaardigen. So far, so good.

Minder goed was het idee dat, als we dat maar wisten aan te tonen, de machthebbers alsnog van oorlog zouden afzien. Dit noem ik de rationalistische fout: het idee dat als je machthebbers kunt laten zien dat hun aanpak niet rationeel gefundeerd is, ze er wel van zullen afzien. Maar zo werkt rationaliteit niet in kringen van topondernemers, generaals en politici. Daar geldt een andere rationaliteit: dient een oorlog onze belangen? Komen we er mee weg? De leugens waren bedoeld om ons zand in de ogen te strooien en steun voor de oorlogsplannen van het Witte Huis te genereren. Het weerleggen ervan had zin om die steun te ondermijnen. Maar wie dacht dat Bush, Blair, Cheney, Rumsfeld, Wolfowitz en hoe ze maar mogen heten, zich door het doorprikken van oorlogsleugens van de oorlog-van-hun-keuze zouden laten weerhouden, was misplaatst. Die leugens waren niet de werkelijke oorlogsreden. Als iemand als Blair met de leugens werd geconfronteerd, was de reactie: had je liever gehad dat Saddam er nog zat? Anders gezegd: dit soort mensen op leugens betrappen weerhoudt ze niet van wat ze echt willen.

Wat wilden de machthebbers in de VS dan echt? Greep op de olie van Irak. Het ging hierbij om olie als strategische grondstof, niet als gebruiksartikel of handelswaar op zich. Wie de baas was over de olievoorraden van het Midden-Oosten, kon daarmee landen die deze olie nodig hadden maar zelf niet over voorraden beschikten en ook niet de macht hadden om dat te ‘regelen’, in de houdgreep krijgen. De VS wilden die baas zijn en blijven, Irak onttrok zich aan Amerikaanse greep. Op het spel stond dus de positie van de VS als wereldmacht. Dat counter je niet door te zeggen ‘u liegt!’, en evenmin door een voorjaar vol vreedzame optochten.

Intussen had het doorprikken van Bush’ oorlogsleugens wel effect: mensen werden bezorgd en boos. Het Witte Huis en zijn vriendjes zullen de wereld toch niet met een flauwekulverhaal een bloedige oorlog in sturen? De twijfel en weerzin van de laatste maanden van 2002 vertaalden zich in de wereldwijde vredesprotesten van 15 februari 2003. Maar daar zagen we een andere misvatting opduiken: als we met heel veel mensen zeggen dat we die oorlog niet willen, dan zullen regeringen in democratische landen moeten luisteren. Demonstranten vertolkten de wil van een meerderheid, op verkiezingen wachten kan niet, de straat is nu ons parlement en zegt nee tegen de oorlog. Dit noem ik de grote democratische illusie: alsof machthebbers, ook in landen met een meerpartijensysteem en gekozen regeringen, uiteindelijk doen wat bevolkingen willen. Maar machthebbers luisteren niet naar het soort van rationele argumenten waarmee de oorlogsleugens konden worden weerlegd; die machthebbers doen wat ze zelf willen, niet wat de bevolking wil tenzij ze de bevolking mee kunnen krijgen in hun oorlogsplannen.

Het was mooi om te laten zien met hoeveel we waren op 15 februari, en nogmaals op de eerste zaterdag nadat Bush zijn aanval had gelanceerd in maart 2003. Het bleek niet genoeg, en dat was geen kwestie van aantallen. Oorlogspolitiek bleek niet vatbaar voor wat bevolkingen willen, zolang vanuit die bevolkingen geen druk opgebouwd wordt om die wil ook echt door te zetten. Bezwaar maken tegen oorlog is iets. Een oorlog blokkeren is iets anders. Dat laatste gebeurde amper. De oorlogstrein denderde vrijwel ongehinderd door.

Er stond voor machthebbers zoveel op het spel dat ze zich niet door meerderheden zouden laten weerhouden. Voor de belangen van die machthebbers hadden anti-imperialisten wel oog. Maar tot daden leidde dat niet, behalve dan tot oproepen om de volgende demo zo groot mogelijk te maken. Alsof de volgende grote – maar van jaar tot jaar kleinere – demonstratie zou weten te bereiken wat de tweede supermacht op 15 februari 2003 niet was gelukt. Dit type anti-imperialisme was, in de praktijk en onbedoeld, de linkervleugel van het kamp van de democratische illusie. Jazeker, ik ook. Zo droegen ook anti-imperialisten bij aan een zeer brede, maar uiteindelijk zeer oppervlakkig opererende, vredesbeweging. Dan kun je nog zo hard in de New York Times uitgeroepen worden tot tweede wereldmacht. Maar een wereldmacht op lemen voeten komt niet erg ver. Om oorlogen daadwerkelijk te stoppen is een andere aanpak – met een scherpere analyse, en met daadwerkelijk oorlogsverhinderende actievormen in een hoofdrol – noodzakelijk.

(*) hier stond eerst “haalden anderhalf jaar later”. Maar Saddam werd dus al in november 2003 gevangen genomen. Dank, alerte Vredes Magazine-redacteur. (toegevoegd/gewijzigd, 20 maart 2003, 14.16 uur)

Peter Storm