Laat ons uitkapselen!
zaterdag 21 september 2024
Nederland is een land waar sociale strijd verregaand is ingekapseld. Het gaat zo ver dat heel veel sociale bewegingen nauwelijks of in het geheel niet geloofwaardig nog als actoren in ‘strijd’ getypeerd kunnen worden. Men beheert resultaten van eerdere strijd, op voorwaarden die door de gevestigde orde zijn opgelegd en gehandhaafd. Dat heet dan ‘verworvenheden’. En waar wel actie gevoerd wordt, gebeurt dat binnen de lijntjes van diezelfde orde, datzelfde bestel. Volgens de voorschriften, en daarmee goeddeels onschadelijk voor de orde en niet half zo effectief als we zouden kunnen zijn.
Voorbeelden te over! De stembus levert er eentje. Mensen stemmen, mensen stellen zich verkiesbaar in vertegenwoordigende organen van het gevestigde politieke systeem. Zo helpen we de vijand, veelal meer dan onszelf, behalve voor zover we zelf onze eigen vijand worden. Zo wordt de onvrede van mensen omgezet in steun voor een politicus die daarmee onderdeel wordt van het bestel waartegen de onvrede zich nu juist richt. Zo wordt de onvrede weggezogen, onschadelijk gemaakt en omgezet in steun voor de vijand die des te legitiemer oogt naarmate mensen zich opstellen als kiezers van functies binnen het bestel, in plaats van actievoerders tegen dat bestel of tenminste een van de pilaren ervan. Het is niet voor niets dat anarchisten deelname aan electorale politiek afwijzen als gevaarlijk en contraproductief. De stembus is de inkapselingsmachine bij uitstek.
Een iets actiever rol is er voor mensen in weggelegd in demonstratieve activiteiten binnen (grond)wettelijk kaders. Die activiteiten zijn minder eenduidig negatief dan electorale activiteit, er is dat onmisbare element van eigen activiteit om verandering teweeg te brengen. Maar er is wel een probleem. Mensen nemen dan deel aan keurige manifestaties waar ze publiek mogen zijn bij een voorstelling met zeven sprekers en meerdere muziek-acts, mensen lopen mee in keurige optochten met routes waarover van te voren groen licht van de politie is verkregen, onder voorwaarden die het bevoegde gezag aan organisatoren en deelnemers heeft opgelegd, mensen gaan keurig korte tijd in staking als vakbondsbestuurders het sein geven en houden daar op het sein van die beroepsbestuurders ook weer mee op, en ga zo maar door. Mensen, kortom, doen dingen die geregisseerd zijn door beroepsorganisatoren wiens voetvolk ze zijn. En vooral: mensen doen al die dingen binnen nauw voorgeschreven voorwaarden die worden opgelegd door het gezag, de overheid. Mensen spelen daarmee de rol van officieel goedgekeurde en erkende oppositie binnen het systeem waarvan ze tegelijk de legitimiteit bevestigen door er op voorwaarden van dat systeem aan mee te doen.
Die beroepsorganisatoren in – of eigenlijk boven – de sociale strijd functioneren hier als managers van de onvrede. Ze opereren om die onvrede een legitieme plek te geven. Met ‘beroeps’ bedoel ik overigens niet per se: betaald. Met ‘beroeps’ bedoel ik: het is hun vak, hun expertise, hun officieel erkende en als zodanig beklemtoonde rol in sociale bewegingen. Met ‘beroeps’ bedoel ik te beklemtonen dat hun rol en taak gezien wordt als gescheiden van die van de ‘gewone’ actievoerder. Betaling van zulke beroepsorganisatoren is slechts een openlijke uitdrukking en bevestiging van hun rol. Het definieert die rol niet zelf. Die rol is, nogmaals: het managen van onvrede binnen voor het systeem hanteerbare kanalen.
Waar dit allemaal toe leidt? Ingekapseld actievoeren biedt mensen in ieder geval de mogelijkheid om hun protest zichtbaar en hoorbaar te maken naar grotere aantallen mensen toe. Mensen kunnen langs deze weg een waarschuwing geven aan degenen die het voor het zeggen hebben: hier zijn we, dit vinden we, en we zijn met veel – het is maar beter om rekening met ons te houden. Maar waarom zouden de powers-that-be rekening houden met een verzameling mensen die zich niet als menigte gedraagt, maar hooguit als eerbiedig publiek of als keurige deelnemer aan een volgens voorgeschreven script verlopend spektakel? De inkapseling van het protest is tegelijk het mechanisme waarmee de machthebbers feitelijk worden gerustgesteld: weest u maar niet bang, we doen alles volgens de voorschriften. En inderdaad, dan zijn machthebbers niet bang. En dan blijven ze dus gewoon doen wat ze willen, ook al staan we er met een half miljoen mensen op Malieveld of Museumplein. Het is de angst dat we daar n iet blijven staan, en dat we erna nog wel eens meer van plan kunnen zijn, die machthebbers soms tot concessies beweegt. Niet die keurige samenkomsten op zichzelf, hoe omvangrijk ook. Demonstraties zijn waarschuwingen. Demonstraties zijn nog-niet-opstanden. Maar als het er in vervatte impliciete dreigement tot opstand nooit wordt uitgevoerd, werken zulke waarschuwingen niet erg.
Als machthebbers toch enigszins aan zulke keurige bewegingen tegemoet komen, dan is dat niet zozeer vanwege omvang maar vooral omdat ze niet zeker weten of iedereen zich aan de voorschriften houdt. Dan is dat dus omdat ze er niet absoluut zeker van zijn dat het complete half miljoen zich als passieve toeschouwers blijven gedragen en niet voor een deel in een menigte veranderd die begint voor eigen rekening en verantwoording actie te voeren in strijd met voorschriften en onafhankelijk van de managers van de onvrede door wie ze naar Museumplein of Malieveld zijn ontboden. Onder de demonstranten van vandaag kunnen de stakers of blokkeerders van morgen zitten, en daar zit de angst van de gezagsdragers. Waar deze angst bij de machthebbers ontbreekt, daar ontbreekt ook een motivatie bij machthebbers om de eisen van demonstranten zelfs maar serieus te overwegen. Hoe groter de greep van organisatoren op demonstranten en hoe beter die demonstranten zich aan de voorschriften van het gezag houden, hoe minder dreiging er van uitgaat en hoe minder reden voor de gevestigde orde om de demonstranten serieus te nemen in hun verlangens. Een beter ingekapselde beweging is een zwakkere beweging.
Omvang op zichzelf is dus niet wat machthebbers bang maakt. Ja, als er heel veel mensen demonstreren, dan zijn dat ook potentiële kiezers die je als politicus liever niet allemaal tegen de haren in strijkt. Maar zolang je als politicus zeker weet dat al die mensen netjes dezelfde middag weer naar huis gaan, dan kun kun je ze straffeloos negeren. Eenmaal weer thuis kun je ze dan weer bombarderen met je propaganda waartegen een zelfbewuste samen optredende menigte wel, maar een geatomiseerde massa thuiszitters veel minder tegen is opgewassen.
Wat de inkapseling nog enorm versterkt – en bewegingen dus verder verzwakt – is de erkenning ervan als ‘overlegpartner’ – waarna vertegenwoordigers van zo’n beweging in overlegorganen met hooggeëerde hotemototen mee mogen praten. Dit is een van de mechanismes geweest om vakbonden vleugellam te maken: erkenning als onderhandelingspartner, en daarmee het accepteren van een arbeidsbestel waarbinnen rechten van arbeiders aan nauwe voorschriften zijn gebonden, voorschriften die door vakbondsbestuurders niet alleen worden geaccepteerd maar desnoods ook aan recalcitrante strijdlustige arbeiders worden opgelegd.
Weer een andere vorm van inkapseling zien we in het absorberen en onschadelijk proberen te maken van eerdere verworvenheden van strijd. Klassieke voorbeelden komen uit woonstrijd, met name uit eerdere rondes van kraakstrijd. Pand wordt gekraakt en in gebruik genomen als autonoom centrum en/of woongroep. Gezag wil ontruiming maar ziet daar wegens teveel gedoe toch maar van af. Gemeente en krakers sluiten een akkoord. Krakers veranderen in huurders, het pand wordt gelegaliseerd. Dat is mooi voor de bewoners en gebruikers. Maar het betekent ook dat de gemeente een handvat heeft tegen een al te subversief gebruik van de ruimte. Horeca-vergunningenen bijbehorende controles gaan een rol spelen. Er ontstaat een belang om het een beetje rustig aan te doen in het pand, om de gemeente te vriend te houden. De eerste huurders zijn nog krakers, maar gaandeweg komen er nieuwe mensen voor wie de plek vooral een betaalbare woonruimte is, die met de kraakstrijd niet perse veel hebben en bereid zijn zich meer te conformeren.
Wat een bolwerk van radicalisme begon, ontwikkelt zich dan veelal tot een doodgewone woon- of horecavoorziening, met een min of meer alternatief sausje er over waarin het steeds minder vanzelfsprekend wordt om er expliciet politieke activiteiten te organiseren. Strijd betekent immers algauw: in the picture komen, negatieve aandacht trekken en de ordehandhavers iets te doen geven. We wonen hier toch fijn? We hebben hier toch een gezellige kroeg? Ook dat is inkapseling van strijd, al gaat gelukkig lang niet elk gelegaliseerde pand zo ver (heen) als hierboven geschetst.
De sociale strijd tegen staat en kapitaal, tegen patriarchaat, witte overheersing en kolonialisme, tegen de verwoesting van het web van het leven, wordt nooit wat als we deze inkapseling niet onder ogen zien, ons er niet aan aan weten te onttrekken, er – gaandeweg of abrupt – niet uit weten te breken. Het zou om te beginnen al enorm helpen als we de schadelijke effecten van de inkapseling onder ogen zien en door het maximaliseren van autonoom initiatief weten te beperken. We hebben autonome, niet-ingekapselde strijd nodig. De inkapseling-via-regelgeving-en-overleg is net zo goed onze vijand als de met waterkanonnen ondersteunde ME-charge.
Wat we tegenover al die inkapseling van strijd dus nodig hebben is: uitkapseling! Wat we nodig hebben is een aanpak waarin we de wettelijke kaders van ons af schudden, ervoor zorgen dat de gevestigde orde haar via inkapseling verworven greep op onze strijd verliest. Dat kan betekenen: de kaders negeren en trotseren, abrupt – en niet perse ‘burgerlijk’… – ongehoorzaam zijn, de kont tegen de krib van het gezag gooien. Het kan ook zijn: vooralsnog binnen de opgelegde inkapselingskaders opereren zonder die kaders ook maar enige legitimiteit toe te kennen.
Hoe kapselen we uit in de praktijk? Laten we kijken naar demonstraties. De Grondwet zegt: het is een grondrecht. De Wet Openbare Manifestaties (WOM) zegt: toestemming vooraf is bij demonstraties niet vereist, wel kan de gemeente bepaalde voorschriften opleggen. Gemeenten werken die voorschriften uit in APV’s en hanteren bijvoorbeeld een aanmeldplicht. Is een demonstratie netjes aangemeld, dan kan de politie die demonstratie netjes faciliteren, zoals dat dan heet. Zo is dan het recht op betoging gewaarborgd. Dat is het wettelijke kader, het instrumentarium van de inkapseling.
Stap een in de uitkapseling is dan: dat hele wettelijke kader in je hoofd ongeldig verklaren, de motieven er achter doorgronden en je eigen plan leren trekken. Maatgevend is niet wat de wet en de voorschriften zeggen. Maatgevend is wat wij als actievoerders willen. Hoe dat zich verhoudt tot het wettelijk kader is dan hooguit een praktische afweging, geen erkende verplichting. En dat faciliteren door de politie? Ook dat is inkapseling. Wat feitelijk makkelijk gemaakt wordt – ‘facile’ is het Franse woordje voor ‘gemakkelijk’ – is een gang van zaken waarin demonstranten netjes hun optocht lopen, het bestel er zo min mogelijk van merkt en iedereen na afloop tevreden naar huis kan zonder dat er zelfs maar reden is voor de powers-that-be om werkelijk de verlangens van de demonstranten kennis te nemen.
Natuurlijk: soms komt het faciliteren van demonstraties door de politie neer op een stukje bescherming tegen vijandig publiek. Als de politie die bescherming achterwege laat, dan kunnen we dat de politie verwijten, want de politie is dat wel verplicht – volgens precies die wetten die ze geacht worden te handhaven. Maar ze is dat verplicht om zo des te beter en des te geloofwaardiger de orde te kunnen handhaven. En die orde is niet de onze. Oproepen aan de politie om demonstraties goed te faciliteren, horen niet thuis in een actiebeweging die inkapseling als probleem weet aan te wijzen. En uiteindelijk geldt ook bij vijandig publiek dat bescherming daartegen door onszelf georganiseerd kan worden. Rekenen op de politie is rekenen op een gewapende arm van de vijand. Ook dat is inkapseling.
Het maakt als je een demonstratie helpt organiseren, veel uit of je de demonstratie bij de gemeente aanmeldt omdat je echt het geloof uitstraalt dat de gemeente je dan ter wille gaat zijn, of dat je aanmeldt enkel en alleen om repressief gedoe te voorkomen. Het tweede is best verdedigbaar, zolang je je daarbij bewust bent van het feit dat 1. ook aanmelden geen garanties biedt en 2. je het volste recht hebt om niet aan te melden. Binnen de voorschriften te werk gaan is tot daar aan toe en soms best te verdedigen, zolang je daarbij de geldigheid van die voorschriften maar geen krediet geeft. Maar het zou een grote stap de goede kant op zijn als organisatoren van demonstraties en manifestaties zich standaard van te voren de vraag stellen: melden we wel aan? Of doen we gewoon een publieke oproep en zetten de actie zo goed mogelijk op touw, waarbij we rekening houden met repressief gedoe? Ook waar het aanmelden en het volgen van de wettelijke procedures niet meteen tot het verleden behoort, dient de vanzelfsprekendheid van dat aanmelden en het volgen van de voorschriften per direct te verdwijnen. Het spreekt helemaal niet vanzelf dat wij ons aan regels houden die zo zijn ingericht dat het bestel er optimaal door beschermd is tegen onze gerechtvaardigde verlangens naar solidariteit, gelijkwaardigheid en vrijheid.
En ja, het is mogelijk om niet-aangemelde protesten te houden. In Tilburg gebeurt het, kleinschalig maar wel keer op keer. Het vestigen van een gewoonte, een praktijk van niet-aangemelde openlijke demonstraties is wezenlijk bestanddeel van de strijd voor uitkapseling die we nodig hebben. En natuurlijk stuit zoiets vroeg of laat op repressie, die dan weer antwoorden – en nu al voorbereiding van die antwoorden – vereist. Dat hoort er allemaal bij.
Hoe dan ook: de voorschriften als rechtmatig erkennen is nooit nodig en altijd schadelijk voor de autonomie van de strijd, en daarmee voor de slagkracht ervan. Dat je de inkapseling niet meteen in al haar praktische gevolgen van je af kunt schudden is helaas waar. Kwestie van krachtsverhoudingen en zo. Maar dat is dan nog steeds geen reden om de inkapseling ook maar enige legitimiteit te verlenen. De eerste stap tegen de inkapseling en haar fatale gevolgen is: die fatale gevolgen onderkennen en de inkapseling als probleem aanwijzen. Uitkapseling in de praktijk zal vaak niet meteen voor de volle honderd procent lukken. Stap een is dan in ieder geval: de noodzaak ervan helder in je hoofd hebben en uitdragen. Maar hoe we het ook aanpakken, ter wille van de strijd: laat ons uitkapselen!
Peter Storm