Rechts aan zet richting fascistenkabinet – en nu?

vrijdag 15 december 2023

Verkiezingen: 37 zetels voor Wilders en zijn PVV. Formatie, met Plasterk als eerst verkenner en inmiddels informateur. PVV is in gesprek met VVD, Pieter Omtzigts NSC en met de BBB van Caroline van der Plas. Daarmee komt een fascistenkabinet naderbij. Intussen ook PVV-er Martin Bosma als voorzitter van de Tweede Kamer gekozen door 75 fascisten dan wel collaborateurs met het fascisme. Al met al een griezelige ontwikkeling, die een doordacht maar tevens een doortastend antwoord vereist. Of laten we ons passief en afwachtend de etno-politiestaat van Wilders in duwen? Deel twee van een tweeluik.

1.

In het vorige deel van deze serie liet ik zien hoe racisme de factor is die mensen op de PVV – en niet op bijvoorbeeld PvdA of SP of VVD – doet stemmen, Niet dat die partijen gevrijwaard zijn van racisme en racisten. Wel omdat racisme het selling point van de PVV is. Dat is niet zo bij de linkse partijen, die weliswaar racisme tolereren maar het van andere motieven moeten hebben als ze mensen naar de stembus willen krijgen. Dat is ook niet zo bij de VVD, al probeert die van racisme op haar manier een van haar favoriete thema’s te maken, naast het ophemelen van de heilige vrije markt in de vorm van het ‘eigen initiatief’ van de ‘gewone burger’. Maar wie echt racisme wil, zal de VVD toch maar lauwe soep vinden vergeleken bij Wilders zelf. De overwinning van de PVV is een overwinning van openlijk racisme, tegenover het veel meer versluierde en met andere thema’s gecombineerde racisme van de meeste andere partijen.

Het mag duidelijk zijn waar Wilders dat racisme voor gebruikt: om macht te verwerven, in de regering te komen en daarmee stappen te zetten naar een etno-staat met zeer uitgebreide bevoegdheden van politie en leger, met een beleid waarmee moslims tot tweederangsburgers worden gemaakt, vluchtelingen nog veel hardvochtiger behandeld gaan worden dan nu, de rechten van LGBTQ+ mensen en vooral van transgender personen op de tocht komen te staan, want van ‘genderonzin’ moet de PVV niets hebben. Geen geld voor klimaatbeleid, wel voor repressie om demonstranten die het wagen op de A12 te gaan zitten, daar hardhandig van af te slaan. Dat is de kant die de PVV op wil. Richting fascistische regering, en daarmee richting fascistische staat.

De onderhandelingen met de andere drie partijen gaan er over hoe PVV-plannen allemaal zo te regelen is dat het in de grondwet vervatte gelijkheidsbeginsel en de godsdienstvrijheid er niet al te openlijk opzij voor hoeven te worden gezet. Versluierde ongelijke behandeling – bijvoorbeeld in de toeslagenaffaire, met racisme belichaamd in algoritmes waarmee mensen met een migratieachtergrond doelwil worden van op fraude jagende ambtenaren, daartoe aangezet door politici – kon natuurlijk allang. Als de vier partijen samen willen regeren, dan vinden ze vast een formule waarin dat een paar stevige stappen verder kan gaan, die ongelijke behandeling. Terwijl het er nog net rechtsstatelijk genoeg uitziet om de EU niet te bewegen om net zo kritisch te worden als ze tegen Hongarije is. Wilders is vast bereid om sommige van zijn plannen uit te stellen of wat bij te schaven. Maar wie denkt dat hij zich aan democratische spelregels blijft houden als hij zich in de regering eenmaal sterk genoeg weet, die droomt.

Korter gezegd, met Wilders in het kabinet komt Nederland wezenlijk dichterbij een fascistische staat. Ook al omdat zo’n kabinet via benoemingen en beleidsmaatregelen zo’n ontwikkeling verder zal aanwakkeren. Intussen hebben – nu al, nu Wilders nog niet eens premier is – allerlei loslopende fascisten op straat al een uitdagende grofheid die uitstraalt: nu is onze tijd gekomen. Staatsfascisme in aantocht wakkert straatfascisme nu al aan. Het fascistische agressieve zelfvertrouwen is merkbaar en huiveringwekkend gegroeid.

2.

Wat staat ons te wachten? Fascistisch bestuur, fascistische onderdrukking. Wat staat ons te doen? Verzet. Die noodzaak wordt gelukkig door verschillende links-radicale publicisten naar voren gebracht. Ik loop een paar artikelen uit linkse en radicale hoek langs. In die artikelen tref je sterke en noodzakelijke observaties aan waar ik graag op wijs, naast mindere punten die ik niet helemaal laat liggen. Maar ze bevatten allemaal een merkwaardig hiaat.

2a.

Ik begin bij Mathijs van de Sande. Van hem verscheen al op 23 november op de website van Doorbraak het artikel ‘Nederland was al extreem-rechts, alleen kunnen we er nu niet meer om heen’ (1) De titel zegt het al: de verkiezingen laten zien hoe sterk extreem-rechts inmiddels is. Dat is gevaarlijk, fascistische demagogie – mijn woorden, niet die van de schrijver – beheerst het debat steeds sterker. ‘Tegelijkertijd moeten we niet doen alsof hier van een verschuiving in de politieke taal en verhoudingen: het Nederland van Rutte’s VVD was in veel opzichten al extreem-rechts. En de witte, zelfverklaard ‘linkse’ partijen stonden erbij en keken ernaar.’ Als ze het rechtse monster niet actief hielpen voeren, zo ben ik geneigd er nog even aan toe te voegen. Maar de duiding klopt. De VVD stuurt al veel langer aan op een racistische agenda, en zo heel veel wijkt die niet af van wat de PVV propageert. Gelukkig waakt Van der Sande wel voor de misvatting alsof het allemaal geen wezenlijk verschil maakt, wel of geen PVV in een sleutelrol. ‘Wil dat nu alles zeggen dat er eigenlijk niks verandert nu Wilders de verkiezingen heeft gewonnen? Dat zou te eenvoudig zijn’. Er wel degelijk van een escalatie van extreem-rechtse politiek en retoriek sprake.

Wat stelt Van der Sande daar tegenover? ‘Links moet zichzelf – opnieuw, nog steeds – heruitvinden’, waarbij het de sociale strijd buiten het parlement prioriteit dient te geven, strijdthema’s aan elkaar en met de strijd tegen het kapitalisme zelf dient te verbinden en op moeten houden om ‘vooral het electoraat van de rechtse partijen te paaien’. Inderdaad! Ik deel het overgrote deel van zowel de analyse als de door de auteur bepleite heruitvinding van links. Wel met ene kanttekening dan wel toevoeging: wie gaat dat heruitvindingsproces doen? Aan wie is die oproep gericht? Aan bestaande linkse partijen en groeperingen, en welke zijn dat dan? Aan sociale bewegingen, actiegroepen, individuen? Aan allemaal tegelijk, en wie de schoen past trekke hem maar aan? Is er wel zoiets als een overkoepelend ‘links’ met een collectieve identiteit die al dan niet heruitgevonden kan worden? Is het niet beter om hier preciezer te zijn, en aan te geven tot wie we zo’n pleidooi richten?

2b.

Een tweede artikel ter bespreking hier levert Peter Kodde in het socialistische magazine Jacobin, dat sinds enige tijd dus ook een Nederlandstalige variant heeft. Het stuk heet ‘Links moet weer leren winnen’. Uit de titel blijkt meteen al hetzelfde punt dat eerder maakte: weer dat gebruik van ‘links’ als aanduiding van welhaast een collectieve persoonlijkheid die je aan kunt spreken, vermanen, ter verantwoording kunt roepen of van indringende adviezen voorzien. Kodde kiest voor dat laatste, en de adviezen op zichzelf zijn veelal nuttig of minstens tot nadenken stemmend. Het zijn er twaalf. Punt een gaat over de noodzaak om politieke macht serieus te nemen en niet aan politieke partijen over te laten. ‘Actiegroepen, vakbonden en ngo’s bemoeien zich wel met de inhoud, maar zelden met de macht zelf – terwijl politieke macht bepaalt wat er besloten wordt.’ Ik zie hier een positief pleidooi voor het opbouwen van bewegingsmacht. Ik zie tegelijk ook een beperking: het feit dat ‘politieke macht’ – daar waar partijen hun ding doen? – de besluiten neemt, wordt niet ter discussie gesteld. Het leest alsof de rol van bewegingen is om regering en parlement tot betere besluiten te bewegen. Aan de rol van regering en parlement zelf, en van partijen daarbinnen, wordt niet getornd. De sociale strijd is hier aanvulling – een belangrijke aanvulling, dat wel – van de strijd in en om te gevestigde politiek. Het perspectief hier breekt niet met een parlementaire/ electorale aanpak. Precies zo’n breuk is nu juist wel noodzakelijk. Van der Sande ziet dat; Kodde misschien ook wel, maar daarvan getuigt dit artikel niet echt.

De adviezen die Kodde vervolgens geeft zijn gelukkig ook relevant als je de buitenparlementaire strijd centraal stelt. Punt twee gaat over representatie, niet in de zin van parlementaire vertegenwoordiging maar in de zin dat mensen vanuit de meest verschillende achtergronden en identiteiten zich dienen te kunnen herkennen in hun woordvoerders en aanvoerders: ‘het is een probleem dat linkse woordvoerders over het algemeen witte academici uit de randstad zijn. Zelden is het iemand die begonnen is in de verpleging of op de bouwplaats, of iemand die Fries of Arabisch praat, en niet in academisch jargon’. Enzovoorts. ‘Zolang je die woordvoerders niet hebt, blijven mensen vatbaar voor rechtse charlatans die zeggen “aan jouw kant te staan”’. Daar steekt relevante waarheid in, naast een gevaar. Dat de SP aangevoerd wordt door mensen die niet academisch praten en vaak uit ervaring weten hoe het op de werkvloer in een fabriek toegaat, maakt de SP nog niet tot het soort club die we nodig hebben. Het blijkt ook geen automatisch recept voor een groeiende aanhang, zoals verkiezingsuitslagen al tijdenlang laten zien.

Punt drie gaat over de noodzaak van nabijheid: ‘ “Linkse mensen moeten weer je collega’s of buurtbewoners of familieleden trekt, met wie je samen optrekt om de wereld beter te maken’. Klopt, zie verder het artikel. Punten vier en vijf gaan over de verbondenheid van issues, punt zes over de noodzaak van eigen linkse media, al is de titel waaronder Kodde het stelt merkwaardig: ‘Verover de linkse media terug’. Volgens mij gaat het veeleer over het opbouwen wat we nodig hebben dan over het herwinnen van instanties die ooit ‘van ons’ – en van wie dan? – waren.

Punt zeven, ‘Ga langs de deuren’, spreekt me in de letterlijke zin minder aan: ik geloof werkelijk niet dat ‘canvassen’ tot veel anders leidt dan ergernis aan de deur van mensen die bij een bel aan de deur nu eenmaal niet aan die vriendelijke actievoerder denkt, maar aan Jehova’s Getuigen of aan iemand van een energiebedrijf die slinks een contract komt pushen. En ik denk ook dat langs de deuren gaan – als we denken dat het groot nut heeft – echt alleen gedaan dient te worden door mensen die zich daar zelf okay bij voelen. Ik moet er zelf niet aan denken, ik moet er ook niet aan denken om te functioneren in een actiegroep die dat van haar leden verwacht. Het idee komt uit de VS, waar partijkandidaten deze methode standaard hanteren in verkiezingstijd, en waar mensen misschien om die reden minder vreemd opgekeken zal waren van canvassende actievoerders aan de deur. Of dat zomaar overgeplant kan worden naar Nederland, vraag ik me af, maar mensen die het willen proberen gaan maar lekker hun gang. Dat we manieren te vinden hebben om met onze naasten – zo mogelijk letterlijk ook onze buren – in gesprek te raken, is intussen helemaal waar. Het gaat om de manier waarop.

Punt acht heet ‘Race Class Narrative’, bevat nuttig inzicht, minstens ter overweging, maar laat ik hier onbesproken. Punt negen is een pleidooi aan linkse clubs om zich niet via marketing te richten op snelle clicks en support van reeds overtuigden, maar op het vinden van steun onder andere mensen, om een ‘maatschappelijke meerderheid’ te winnen. Punt tien: de strijd aanbinden tegen goed gefinancierde rechtse campagnes: ‘Verklaar ze de oorlog’. Ja, maar hoe voeren we die strijd? Elf is goed: ‘We moeten leren om constructief ruzie te maken’. We zijn het over perspectieven als linkse mensen vaak grondig oneens. Dat ontkennen en negeren is niet goed. Soms gaat het scherp toe, en dat hoort er gewoon bij. Maar elkaar kapotmaken wegens onenigheid is dat evenmin. Onenigheid hoort erbij, maar dat hoeft niet automatisch destructieve ruzie te zijn. Makkelijker gezegd dan gedaan, maar toch. Er mag wel bij dat sommige meningsverschillen echt zo diep zijn dat ze meer dan incidentele samenwerking gewoon uitsluiten. Dat kun je maar beter vaststellen dan eindeloos energie in onmogelijke fusies en combinaties te steken. Vrijheid van associatie betekent ook vrijheid van dis-associatie, van het beëindigen van samenwerking.

En dan is er punt twaalf waar het weer enigszins mis gaat. ‘De sociale beweging moet politiek kleur bekennen’. Ze dienen openlijk aan te geven waar ze staan: links. Waarom? ‘Alleen dan kan de sociale beweging de politieke partijen die ons vertegenwoordigen in Den Haag schatplichtig houden. En zich actief bemoeien met de verkiezingen.’ Daar zijn ze, de politieke partijen! Hier zitten we weer opgesloten in een politieke logica waarin ‘de politiek’ in de eerste plaats datgene is wat ‘Den Haag’ doet, met sociale strijd als aanvullend druk- en hulpmiddel maar niet als doorslaggevend breekijzer. Daar gaat het in dit betoog, met alle goede punten die er in te lezen zijn, wat mij betreft toch mis.

Er valt nog iets op, al helemaal aan het begin. Peter Kodde stelt vast dat links geen maatschappelijke meerderheid achter zich heeft staan, en dat links zo’n meerderheid moet zien te veroveren. Vandaar al die tips, vol nuttige zaken maar helaas in een parlementair politiek raamwerk. Wat hij nergens doet is de wezenlijk andere context bespreken waarin linkse strijd gevoerd dreigt te moeten worden de komende tijd. Er heeft een fascistenclub dramatisch gewonnen, er dreigt een fascistenkabinet. Kodde schrijft echter alsof het speelveld tussen links en rechts gewoon als vanouds bespeeld kan worden, alleen dan met inachtneming van zijn adviezen. Maar het speelveld zelf is aan het veranderen. Het is helemaal niet meer vanzelfsprekend dat we over vier jaar reguliere verkiezingen krijgen waar we ons op ons gemak op kunnen voorbereiden in de relatieve liberaal-democratische vrijheid die we gewend zijn. Ik mis daarom tip dertien: ‘Hoe bereiden we ons voor op vormen van illegaal verzet?’ Ik mis vooral tip veertien: ‘Hoe voorkomen we het aan de regering komen van Wilders I, tussen de verkiezingen en de afronding van de formatie?’ Of leggen we ons al bij voorbaat erbij neer dat zo’n soort kabinet er komt? Diezelfde vraag heb ik trouwens ook wel bij het eerder besproken artikel van Mathijs van der Sande. Veel nuttigs, maar over wat ons te doen staat tussen letterlijk nu en het aan de macht komen van fascisten, helaas geen woord.

2c.

Gelukkig is er ook nog Bo Salomons! Iemand met een boel verstand van staatsrecht en wetgeving en hoe die tot stand komt, en daar met een anarchistische houding naar kijkt. De redactie van Doorbraak heeft een indringende reeks tweets van Salomons in de vorm van artikel gepubliceerd, onder de titel ‘Wordt de PVV echt zo erg? Nee, het wordt erger!’ Daarin kunnen we in deskundig detail lezen hoe veel ruimte een kabinet heeft om beleid te maken, om wetgeving door te voeren en te hanteren die verregaande inbreuken op rechten en vrijheden mogelijk maakt. Al die garanties die ons worden voorgehouden, van grondwet en bescherming door rechters, gaan ons niet adequaat beschermen tegen een kabinet dat echt in fascistische richting wil opereren. Ik ga niet citeren, ik raad je met klem aan het artikel rustig zelf te lezen. Vervolgens: be afraid, be very afraid – maar laten we die angst omzetten in serieus nadenken hoe we het aantreden van zo’n kabinet als oorlogsverklaring dienen te beschouwen, en al voor die tijd stappen richting verzet te doen. Bo Salomons pleit voor verzet, maar het artikel leest alsof de schrijver er al vrijwel vanuit dat we dat verzet onder een fascistische regering dienen te organiseren. Terwijl die regering er dus nog niet is.

Weer hetzelfde hiaat! Ik mis – bij Van der Sande, bij Kodde en dus ook bij Salomons – beginnetjes van antwoorden op de vraag: hoe steken we daar een stokje voor? Liever die strijd verliezen – en daarvan leren, en in die strijd tenminste verzetsnetwerken beginnen uit te bouwen – dan passief de komst van Wilders I te ondergaan. Verzet onder een fascistenclub op gang krijgen is veel en veel moeilijker en riskanter dan nu beginnen en alles op alles te zetten om ervoor te zorgen dat het niet zo ver komt. Gaat dat toch mis – en die kans is niet bepaald klein – dan hebben we in ieder geval nieuwe beginnetjes gemaakt met de strijd die dan, onder veel zwaardere omstandigheden, hard nodig is en blijft. Laten we voordat het zo is proberen het land van onderop op solidaire wijze onregeerbaar te maken zodat de powers that be zich realiseren dat ze de fascistische kaart echt maar beter niet kunnen spelen.

Noten:

(1) Mathijs van der Sande, ‘Nederland was al extreem-rechts, alleen kunnen we er nu niet meer omheen’, Doorbraak, 23 november 2023, https://www.doorbraak.eu/nederland-was-al-extreem-rechts-alleen-kunnen-we-er-nu-niet-meer-omheen/

(2) Peter Kodde, ‘Links moet weer leren winnen’, Jacobin.nl, 26 november 2023, https://jacobin.nl/links-moet-weer-leren-winnen/

(3) Bo Salomons, ‘Wordt de PVV echt zo erg? Nee, het wordt erger!’, Doorbraak, 29 november 2023, https://www.doorbraak.eu/wordt-de-pvv-echt-zo-erg-nee-het-wordt-erger/

Peter Storm