Demonstreren in Nederland

donderdag 17 oktober 2019

Demonstreren in Nederland – vaker dan vaak wordt gedacht

Op de NOS-website verscheen gisteren, op 16 oktober dus, een stuk over demonstreren in Nederland.(1) Dat was – vast niet toevallig – de dag van het reactionaire agrarische protest dat de boel in Den Haag stillegde om het Heilig Recht om te Vervuilen hoog te houden. Daarover misschien binnenkort iets meer. Nu gaat het me om dat NOS-artikel zelf. Het bevat zeer interessante cijfers en observaties, aanleiding genoeg voor wat anarcho-commentaar. Maar zeker zo belangwekkend is wat er in het stuk ontbreekt. Laten we de zaak eens doornemen.

Het stuk stelt om te beginnen vast dat er in Nederland veel meer wordt gedemonstreerd dan vaak wordt gedacht. De cijfers laten een opwaartse trend zien. ‘ IN 2002 kreeg de Hofstad nog 350 demonstratie-aanvragen; tegenwoordig zijn dat er zo’ n 1500. In Amsterdam steeg het aantal van 200 in 2014 tot 1081 vorig jaar.’ De ‘Hofstad’ is Den Haag. De cijfers komen van Berend Roorda, die er voor zijn promotie onderzoek naar deed. Opmerking bij dit citaat: dat woord ‘ demonstratie-aanvragen’ is misplaatst. Je bent als organisator van een protest helemaal niet verplicht om een demonstratie ‘aan te vragen’; je hebt ook geen vergunning nodig. Er is alleen de formele verplichting een demonstratie aan te melden. Maar aanmelden is iets anders dan aanvragen. Roorda is jurist en zou dit moeten weten. Maar misschien ligt de fout bij de journalist die het stuk schreef. Die zou dit echter ook hebben moeten weten. Wie over demonstraties schrijft, kijkt toch even na hoe het demonstratierecht in elkaar steekt?

Er is meer dat dezelfde kant op wijst: snelle groei van straatprotest. Jacquelien van Stekelenburg deed er ook onderzoek naar. Protest komt in golven, stelt ze, en de golf gaat omhoog ‘Er wordt op dit moment net zoveel gedemonstreerd als in de roerige jaren zestig’, zo vat het artikel haar conclusies samen. Ze was verbaasd over haar bevindingen. ‘Omdat ik net als veel Nederlanders het idee had dat we niet zo vaak meer betogen’, legt ze uit. En inderdaad: juist ook in en om actiekringen hoor je de verzuchting dat mensen in Nederland nauwelijks nog van hun krent komen voor een demonstratie. Dat klopt dus niet. Gelukkig maar!

Het gaat kennelijk om forse aantallen. ‘Zo’n 5 tot 10 procent van de Nederlanders gaat eens in de twaalf maanden de straat op’, lezen we. In Frankrijk en Spanje liggen die percentages vier tot vijf keer zo hoog. Daar demonstreert dus bijna de helft van de bevolking eens per jaar dus wel een keer. ‘Volgens van Stekelenburg voelen burgers zich in die landen eerder machteloos, aangezien de afstand tot de politiek er groter is.’ Zou kunnen. Maar zou het niet eerder zo zijn dat de bevolking zich daar de macht die ze heeft door zelf in beweging te komen, beter realiseert? En dat ze door ervaring geleerd heeft dat de druk van de straat vaak beter en sneller werkt dan het effect van de stembus?

Waar komt de groei van protest vandaan? Van Stekelenburg ziet een verband met de economische crisis die in 2008 uitbrak. Vanaf dat moment ‘ nam de onvrede toe’. En ja, je hoeft maar aan Occupy in 2011, de pleinprotesten van de ‘99 procent’ tegen ‘1 procent’, te denken om het verband te zien. Roorda sluit zich erbij aan en wijst op ‘toegenomen polarisering’, op ‘ de aanwezigheid van steeds meer actiegroepen die op de hele wereld aanwezig zijn’ en op ‘ de opkomst van sociale media, waardoor mensen steeds makkelijker gemobiliseerd kunnen worden.’ Het zal ongetwijfeld. Maar waarom mensen zich zo enthousiast laten mobiliseren is hier niet echt mee verklaard. En waarom er juist nu zoveel wereldwijde actiegroepen opkomen al evenmin. Er moet meer zijn dan louter die bankencrisis van meer dan tien jaar geleden, zou je toch denken. Dat blijkt verderop in het artikel ook wel, indirect.

Interessant is dat Van Stekelenburg wijst waar de druk om in actie te komen vandaan komt: van onderop. ‘Het is meer bottom-up geworden, dus van onderaf georganiseerd. Iedereen kan tegenwoordig een protest organiseren.’ Nu beaam ik als anarchist graag dat protest van onderop komt. Maar dat was vroeger ook al zo. Het Jordaanoproer in de jaren 1930 kwam uit die oude volkswijk in Amsterdam, en dat lukte helemaal zonder Twitter en Instagram en Facebook. Hetzelfde geldt voor Provo in de jaren 1960. Hetzelfde geldt eigenlijk in vrijwel de hele, van protest en opstand doortrokken geschiedenis van de mensheid sinds de tijd dat er staten en heersers en onderworpenen,, rijken en armen, uitbuiting en onderdrukking bestaan. Ja lieve mensen, ook zonder onze telefoon en je computer kunnen we actie voeren. Maar natuurlijk gebruiken we die dingen, zoals we vroeger – en gelukkig nu ook nog – pamfletten en vlugschriften gebruikten.

ook is het feit dat mensen via Facebook gemobiliseerd worden geen bewijs voor het bottom-up karakter van protest. Grote gecentraliseerde en hiërarchische organisaties – partijen, vakbonden, NGO’s – kunnen dit middel ook hanteren, om over behendige demagogen maar te zwijgen. En met geld kun je ook op sociale media je bereik enorm vergroten. ‘Van onderop’ en ‘via sociale media’ zijn twee verschillende zaken die we maar beter niet door elkaar kunnen halen. En ja, je kunt in je eentje via Facebook een protest lanceren. Maar het kan zomaar gebeuren dat je vervolgens de enige bent die er staat. Garantie op succes biedt deze weg niet. Dat erkent het artikel dan ook wel.

‘Sociale media hebben weliswaar alles veranderd, maar een beweging kan nog steedas alleen groot worden in een institutionele structuur, waarin mensen elkaar ontmoeten.’ Institutioneel hoeft die structuur niet te zijn, maar elkaar ontmoeten is inderdaad wezenlijk. ‘Dat zag je goed bij de klimaatspijbelaars’ , vervolgt het stuk. ‘ Een oproep op Twitter is makkelijk te negeren. Maar als het er in de klas de hele tijd over gaat en er appgroepjes worden aangemaakt, ontstaat er een sociale belofte’. Het grappige aan dit voorbeeld is dat je hier juist geen institutionele structuur vindt – de schoolklas klas is geen structuur van het protest, maar hooguit de plek waar contacten worden gelegd en onderhouden – maar informele zelforganisatie, zowel online als face to face. Het artikel noemt trouwens wel het klimaat als ‘(o)verkoepelend thema in huidige demonstraties’, en dat lijkt me terecht.

Dan gaat het ook nog over actievormen. Ontregeling werkt! ‘Je haalt op twee manieren het nieuws: of door een extreem grote opkomst, of door een klein relletje’, zegt van Stekelenburg. Niet te groot hoor, dat relletje! ‘Als het uit de hand loopt, hoeven journalisten namelijk jouw boodschap niet meer over te brengen in hun berichtgeving.’ Alsof we alleen maar demonstreren om journalisten een mooi verhaal toe te spelen! ‘Verder verlies je zo sympathie bij de bevolking.’ Ga dat maar eens in Hong Kong, al maanden het toneel van omvangrijke confrontaties tussen demonstranten en oproerpolitie, maar eens vertellen. Die kunnen nog altijd op aanzienlijke steun rekenen, anders was de repressie wel effectiever geweest. ‘En die sympathie heb je nodig om de publieke opinie te beïnvloeden om iets te agenderen.’ Maar we voeren niet alleen actie om de publieke opinie voor ons te winnen of ons punt op de agenda te krijgen. We voeren actie om daadwerkelijk druk uit te oefenen. ‘Rotzooi trappen’ en ‘overlast veroorzaken’ kan niet alleen ene prima middel zijn om a mensen duidelijk te maken hoe hoog het ons zit met bijvoorbeeld het klimaat. Het kan ook een middel zijn om gehate fenomenen – een kolencentrale, een troepentransport richting oorlogsgebied – daadwerkelijk tegen te werken. Dat aspect ontbreekt in de NOS-bespreking volledig.

Vervolgens komt Jan Brouwer aan het woord, rechtswetenschapper en deskundig in ‘openbare orde’-kwesties. Hij vindt het ‘spontane karakter’ van demonstraties een beetje een probleem. ‘officieel is er een meldingsplicht dat gebeurt alleen steeds minder vaak en volgens Europese jurisprudentie moeten ook niet-aangemelde protesten beschermd worden.’ Even op je in laten werken, lieve mede-demonstranten: ook als je je demonstratie niet hebt aangemeld, hoor je dat protest dus ongestoord te kunnen houden volgens Europees recht. Ik vind als anarchist sowieso datn de staat er niet over gaat hoe ik protesteer, wanneer en waar. Daar heb ik gene jurisprudentie voor nodig. Maar het is wel nuttig om te weten hoe deze zaken ook juridisch zitten. Kennis van het demonstratierecht maakt ons sterker. Ik vind sowieso dat we veel vaker gewoon de straat op zouden dienen te gaan zonder het Bevoegde Belachelijke Gezag daarvan tevoren formeel in kennis te stellen.

Maar Brouwer vindt het maar gedoe. ‘Aan de andere kant moeten burgemeesters weten waar ze aan toe zijn. Dat kan nog wel eens een probleem worden, nu het aantal protesten zo toeneemt.’ Arme burgemeesters! Maar ik heb nieuws voor deze getergde beroepsgroep en voor Brouwer. De vrijheid om te demonstreren is niet uitgevonden voor het gemak van burgemeesters. Ze is uitgevonden door en ten behoeve van mensen voor wie burgemeesters en andere gezagsdragers nog al eens tegenstanders zijn.

Ten slotte krijgt Van Stekelenburg nog even het woord. Die denkt dat de demonstratiegolf best nog eens zou kunnen doorgaan. “ maar uiteindelijk blijft het een golfbeweging”, en dat impliceert dat het ook wel weer zal wegebben. Want: ‘ protesteren is zwaar. Het kost veel tijd en moeite. ’ Ja! Maar protesteren is ook fun, en werkt aanstekelijk, zoals ze eerder impliceerde door te stellen: ‘ ‘ Zien protesteren, doet protesteren.’ Waarom zou de zwaarte het altijd winnen van de aanstekelijkheid? ‘Mensen haken weer af’ , zegt ze nog, om met een gemeenplaats te komen: ‘een boer is uiteindelijk toch het liefst op zijn erf.’ Nu zijn de gisteren protesterende boeren wel de laatste die ik als voorbeeld zou willen nemen. Maar ook afgezien daarvan ontbreekt er in dit verhaal iets fundamenteels.

Mensen wegen niet alleen de aanstekelijkheid van actievoeren af tegen de vermoeidheid die het oplevert. Mensen kijken ook naar resultaten! Protesten grepen in 2010-2011 om zich heen in het Midden-Oosten, niet zomaar omdat ze ‘aanstekelijk waren’ , en al helemaal niet omdat ze geen moeite kostten. Moeite kostten ze natuurlijk juist wel. De straat op gaan kon je dood betekenen, of arrestatie en foltering. Protesten grepen om zich heen omdat ze resultaat hadden! Tunesische dictator weg nar een maand demonstreren, Egyptische dictator weg na 16 dagen demonstreren, pleinbezetting, politiebureaus aanvallen en staken. Dat de successen niet doorzetten, veelal oppervlakkig waren en vaak later in hun tegendeel verkeerden, doet voor het aanvankelijke effect niet ter zake. Het is het gevoel dat actievoeren – fun of niet – effectief is, dat de snelle uitbreiding ervan mede verklaart. Het moet mensen hoog zitten voor ze los gaan. Maar de moeten ook het gevoel hebben dat ze een kans maken, en dat thuis blijven in ieder geval niet werkt. Blijven successen keer op keer uit, dan raken mensen ontmoedigd en verdampt de animo.

Dit aspect – de samenhang tussen actiebereidheid en ervaren resultaat ervan – is in het verhaal dus vrijwel zoek. Wellicht hangt dat samen met een andere omissie. Waar zijn in dit artikel de demonstranten zelf? De auteur van het stuk, een zekere Lennart Bloemhof, laat dus een rechtsgeleerde aan het woord, een socioloog en een jurist. Was het niet logischer geweest om ervaringsdeskundigen te raadplegen. Ja, ook politiemensen die betogers uit elkaar timmeren, burgemeesters die daarvoor al dan niet opdracht geven, maar vooral demonstranten zelf, en organisatoren van demonstraties? Hun uitspraken hadden de stellingen van de experts kunnen onderbouwen en illustreren, kunnen helpen nuanceren of tegenspreken. Dan was een veel beter beeld van het verschijnsel ‘demonstreren in Nederland’ ontstaan. Over mensen en hun activiteiten schrijven zonder die mensen zelf aan het word te laten is geen erg goede journalistiek, geeft een gebrekkig beeld en is vooral naar de betrokkenen toe niet zo netjes.

Maar al met al is het goed dat er eens op gewezen wordt dat Nederland helemaal niet meer het landje is waar vrijwel nooit geprotesteerd wordt. Inderdaad is er wat dat betreft iets veranderd. Ik merk het zelf. Afgelopen zaterdag was in bij de demonstratie van vooral Koerden tegen de Turkse aanval in Noord-Syrië. Daarvoor moest ik echter wel kiezen. Ik had ook naar een demonstratie tegen stalbranden gewild, en naar het protest tegen de sloop van de Lutkemeerpolder. Van de prachtige klimaatactie van Extinction Rebellion op de Blauwbrug in Amsterdam, ook op die dag, was ik te voren niet voldoende op de hoogte. Anders had ik die ook nog mee moeten afwegen en was de keus misschien anders uitgevallen. Vier acties op een enkele zaterdag! Ik kan me tijden herinneren dat je zo ongeveer blij was als er vier demonstraties in vier maanden tijd waren, en er gingen weken voorbij zonder merkbaar protest op wat voor thema’ s dan ook. Dat die tijd achter ons ligt. Dat we terug zijn op de straten, is een feit. Daar ben ik blij mee.

Noot:

1 Lennart Bloemhof, ‘ Nederland demonstratieland? “We protesteren net zo vaak als in jaren 60”‘, NOS, 16 oktober 2019, https://nos.nl/artikel/2306440-nederland-demonstratieland-we-protesteren-net-zo-vaak-als-in-jaren-60.html

Peter Storm